Hebben jullie al van Bushcraft gehoord? De groene rakkers onder ons die graag tot rust komen in het bos en de natuur, en daarom niet per se gaan wandelen op of trektocht hoeven te gaan. Gewoon in de natuur zijn en de natuur beleven. Een inleiding…

We slaan er even Wikipedia op na. De definitie daar is zeer volledig, zeker gezien er niet echt een Nederlandstalige vertaling voor is (hoewel insiders wel eens creatief uit de hoek komen met woorden zoals “boskracht”).

Bushcraft is oorspronkelijk een term die gebruikt werd voor met name een scala aan overlevingstechnieken in een bepaalde wildernis (specifiek in de zogeheten bush). In bredere zin wordt de term inmiddels gebruikt voor het (over)leven in, van en met de natuur, met tevens respect voor die natuur. Er is geen goede vertaling voor het Engelse woord bushcraft. In het Engels onderscheidt men daarbij soms nog woodcraft indien het specifiek in bosrijke omgeving afspeelt. Veel natuurvolkeren leven nog via de oude tradities waar de hedendaagse bushcraft in deze elementen deels op is gebaseerd. De beste manier waarop wij bushcraft in het Nederlands zouden kunnen omschrijven is “natuurvaardigheden”.

De Wikipedia definitie haalt heel wat goeie punten aan.

Geen survival

Bushcraft gaat erom om in het bos te gaan. Survival gaat erom om daar zo rap mogelijk uit te geraken. Omdat we in het bos best wel wat comfort kunnen gebruiken zijn de vaardigheden grotendeels gelijk, maar de doelstelling is duidelijk anders.

Woodcraft

Woodcraft is een oud Engels woord dat eigenlijk duidt op zijn plan kunnen trekken in het bos. Denk overgrootvaders tijd, en hoe iedereen toen veel minder afhankelijk was van de stad en de moderne maatschappij. Toen hadden de mensen bepaalde vaardigheden, die we ondertussen allemaal verleerd zijn, omdat we doodleuk naar de supermarkt stappen, of in de laatste twintig jaar geen bos meer hebben gezien. In die tijd had iedereen nog een zakmes op zak en waren bepaalde “woodcraft” handeling algemeen bekend tussen de mensen die op de “buiten” woonden. Enkele leuke – en vooral oude – boeken zijn “Woodcraft and Camping by Nessmuk” en het gelijkaardige werk van Horace Kephart en E.H. Kreps. Die boeken zijn ondertussen al minstens 100 jaar oud, maar… wie had dat gedacht… de natuur is hetzelfde gebleven, dus alle technieken die deze boeken aanleren zijn identiek hetzelfde gebleven. Een beetje googelen met het sleutelwoord “pdf” en je vindt ergens wel een legale online kopie. Fans van het genre kunnen nog steeds papieren versies via Amazon vinden.

Groene rakkers

Bij bushcraft is het buiten zijn de doelstelling op zich, en is wandelen of een trektocht maken eigenlijk van ondergeschikt of onbestaand belang. Gewoon al buiten zijn, in een mooie, gezonde omgeving, daar draait het om. Dat vertaalt zich dan ook in de kledij, uitrusting en activiteiten.

Waar in de bergsport felle kleuren (veiligheid) primeren is het bij bushcraft sobere kleuren, met een lichte dwangmatige voorkeur voor groen, zodat discretie primeert. Lichtgewicht is in deze omgeving van ondergeschikt belang omdat er typisch geen al te grote afstanden worden afgelegd, én omdat er des te meer tussen doorns en naalden geravot wordt. Stevig polycotton van de typische Scandinavische “bosmerken” zijn dan ook erg in trek. En omdat een bushcrafter maar wat graag een vuurtje stookt is het fijn meegenomen dat polycotton je niet doet ontvlammen in één grote vuurbal – gaatjes smelten in de broek kan daarentegen nog steeds hoor!

Ook qua slaapsysteem merken we een groot verschil. En tent – mits die groen of zwart is – zou misschien nog wel kunnen, maar veel liever gebruiken wij bushcrafters een tarp (zeil, bij voorkeur iets in katoen), of als het kan en mag, een “Lean-to” of een “A-Frame”. Basis constructies die zo’n beetje min of meer waterdicht gemaakt kunnen worden met behulp van takken en gebladerte. Veel gebladerte. Heel veel gebladerte. Niet optimaal op trektocht, wat het bouwen van zo’n constructie neemt toch snel uren in beslag, maar wel fijn voor een semi-permanent basecamp. Kwatongen beweren dat het gewoon kampjes bouwen is… ons ego heeft het daar moeilijk mee, maar ja… het zijn dezelfde technieken inderdaad ;-).

Als we dan toch op de grond liggen, of beter op 30cm dennennaalden (aroma én comfort) dan kiezen we best niet voor een lichtgewicht matje maar voor iets ouderwets, degelijks en zwaar. De veldmatjes van het Nederlands leger, ongeveer 40 liter groot, zijn dan ook heel populair. Die krengen zijn zo dik (en groot) dat je niet veel extra nodig hebt, zelfs niet in het midden van de winter. Militaire slaapzakken (waarvoor je een camion nodig hebt om die te vervoeren) zijn uiteraard ook populair… tot je ze moet dragen natuurlijk, de meesten van ons maken die fout maar één keer… gelukkig is stappen van ondergeschikt belang en trekken we het weekend gewoon naar ons semi-permanent basecamp om daar een nachtje gezellig buiten te slapen. Enfin slaapzakken dus… ofwel veel te zware militaire krengen, hier en daar een chique donsslaapzak (die dan in vlammen opgaat bij de minste vonk), ofwel lekker ouderwets wollen dekens. Groot, lomp en relatief goedkoop als je weet waar je die moet aanschaffen (tip: ABL dekens van de legerstock). Het grote voordeel is: onverwoestbaar, redelijk brandveilig en blijft isoleren zelfs wanneer het nat of vochtig is. Je mag dus redelijk slordig met zo’n deken omspringen, en dat is net zo prettig.

Koken doen we bij voorkeur in één of andere roestvrijstalen pot, rechtstreeks in de vlammen. Met water uit een vrolijk bergriviertje – gekookt natuurlijk, om alle bacteriën te tonen. Rustig een – perfect! het is en blijft een grote kunst – vuurtje stoken, water koken, en koffie of theetje zetten, om dan rustig de omgeving in je op te nemen is dan ook één van de populairdere bezigheden.

Naast dit alles is vooral een mes belangrijk. En welk mes nu het beste is, is een religieuze discussie, waar we ons misschien wel aan gaan wagen, tegen beter weten in, want we hebben natuurlijk ook onze eigen favorieten – waarom zouden we ook maar een haar beter zijn dan onze groene broeders.

Het is mes is natuurlijk hét symbool bij uitstek voor survival. In survival milieus kan het mes niet groot genoeg zijn (we zijn hier net zo schuldig aan), in bushcraft milieus is het net wat redelijker en zijn formaten die goden zoals Ray Mears gebruiken, zowat de norm geworden.

Hoe dan ook, een mes moet vooral kunnen “batoning” kunnen. Een specifieke Engelse term die slaat op het splitsen van hout: het lemmet plaats je op het stuk hout, die je dan met een andere tak door het hout slaat, zodat het splijt. Naast koffie drinken zijn we uren zoet met het “batoningen” van hout om het vuur gaande te houden… een full-time job, zeker in de winter, en absoluut noodzakelijk om een goed brandend vuur te hebben.

Naast een mes, durven de gevorderde boslopers ook wel een handzaag (Bahco Laplander is de de facto standaard, waanzinnig hoe werkelijk iedere bushcrafter die handzaag – in het groen – in zijn rugzak heeft steken, ook bij ons te verkrijgen, if not, Amazon dan maar) en als we het geluk hebben in het hoge Noorden te wonen (wij dus niet) sleuren we vast en zeker ook nog een Gränsfors Bruk handbijl mee. Een juweeltje. En zeer zinvol in het Noorden. Of zoals mensen die weten waarover ze het hebben, zeggen: zonder bijl ga ik niet naar het Hoge Noorden in de winter.

Dit alles moet natuurlijk passen in een stoere en al even robuuste rugzak. En je raadt het al, groene modellen, met veel zakjes, bij voorkeur modulaire zakjes, zijn heel populair. Lichtgewicht is opnieuw van minder belang, stevigheid des te meer. Omdat we een pakken spullen en prullen met ons meedragen komen zakjes goed van pas. Voor de schoenen geldt hetzelfde, klassieke modellen met lekker gewaxed bruin leer zijn populair.

Vaardigheden

Nu behalve hout splijten en koffie drinken heeft de doorwinterde bushcrafter wel heel wat outdoor ervaring, en kan hij met wat hij in de natuur vindt, redelijk goed zijn plan trekken.

Zo is vuur maken met een vuurboog, zoals we het wel allemaal eens gezien hebben op National Geographic of Discovery, één van de betere “skills”. Iets waar je oprecht trots op mag zijn als je dergelijke techniek beheerst (hint: het duurt langer dat wat de televisie je laat geloven). Sowieso, het maken van vuur, zeker in een Belgisch klimaat, is helemaal niet eenvoudig. Poepsimpel ja als het al weken droog is, aartsmoeilijk als het al dagen aan het regenen is. Zo moeilijk zelfs dat wanneer je vuur nodig zou hebben in een noodgeval (midden in de winter in de Ourthe vallen misschien?) je er niet in zal slagen om een vuur in gang te krijgen. Vuur maken, zeker met een vuurboog of handboor, is een kunst!

Maar ook touw maken uit pakweg brandnetels (daar hebben we er dan weer genoeg van hier bij ons) is een handige vaardigheid. Dat touw kan je dan gebruiken om je schuilplek aaneen te binden. Of twijnbinden met wat je in het bos vindt. Of speuren naar eetbare planten, paddenstoelen in het bijzonder, is ook een kunst. Of – na het hout splijten en koffie drinken – een lepel snijden uit een stuk hout.

Om maar te zeggen, er zijn een pak vaardigheden die ervoor kunnen zorgen dat je veel kan doen en bereiken, zonder per se veel materiaal mee te hebben. Kennis zit in het kopke en weegt niets. Aha!

Survivalkit

En net omdat die kennis in het kopke zit, en we dus min of meer weten wat we kunnen, durven bushcrafters wel eens een survivalkit samen te stellen. Een klein metalen doosje– zodat we het kunnen gebruiken om water te koken in een noodgeval – heeft de voorkeur. Het hoeft niet veel groter dan een creditcard of portefeuille te zijn, en moet vooral net die kleine prullen bevatten, die jij, in die specifieke omstandigheden die je zal nodig hebben, het meest zal nodig hebben.

Waarmee we al meteen insinueren dat we geen benul hebben van wat de ideale survivalkit zou moeten zijn. Het hangt allemaal af van wat jij gaat doen, welke omgeving jij gaat tegen komen, in welk weer, en welke kennis jij hebt. Concreet voorbeeld: als je de vuurboog volledig onder controle hebt hoef je misschien die Bic aansteker niet meer. Nuja… ik zou een Bic of firesteel er toch inlaten, dit gezegd zijnde.

Welke items zijn mogelijk interessant?

Iets om vuur te maken spreekt voor zich. Bic of firesteel dus. Er rekening mee houden dat ééntje is geentje, en twee is één. Met andere woorden, je hebt backups nodig. Plan B’s. Zorg dus dat je om meerdere manieren vuur kan maken.

Iets om water in te koken. Iets roestvrij staal dus – want ijzererts ontginnen en een ijzersmelterij beginnen in de Ardennen valt tegen qua tijd en energie je erin moet steken. Alle gekheid om een stokje, vuur maken is fijn, en in sommige gevallen noodzakelijk, maar mét vuur en mét water, maar zonder iets om in te koken ga je niet veel water moeten drinken. Of je moet al een tropische bamboe of zo tegen komen. Inderdaad, metalen beker meenemen dus.

Een “kamp” bouwen is fijn. Een leuke bezigheid, voor jong en oud. En je leert er veel uit. Maar om nu te denken dat je kamp warm en droog zal zijn… dat zou wel eens heel hard kunnen tegenvallen. Als je heel goed weet wat je doet, en er is enorm veel materiaal voor handen, dan misschien wel, maar in een noodgeval snel even iets waterdicht boven je hoofd bouwen… vergeet het maar. Vandaar ergens een stuk plastiek. Zo’n survival deken als het moet. Iets om onder te kruipen zodat je uit de wind en regen kan. Want plastiek vind je ook niet zo gemakkelijk vrij in de natuur, en dennennaaldjes in elkaar weven is vreemd genoeg niet zo waterdicht als survivalshows ons willen laten geloven.

Als we dan nog even praktisch verder denken. Wat hebben we nog nodig? Misschien een klein kompas en een simpel zaklampje? Midden in de nacht in de juiste richting het bos kunnen uitwandelen zonder over een boomwortel te struikelen is geld waard. Misschien ook nog ergens een fluitje om om hulp te kunnen euch… roepen… fluiten? Hoewel de meeste rugzakken zo’n fluitje nu in het borstriempje hebben ingewerkt. En qua EHBO hebben wij altijd sporttape mee. Is voor alles goed, inclusief terug aan elkaar zetten van vingers, of als het even minder dramatisch mag, het verzorgen van hotspots op je hiel.

Touw, paracord is populair, is wellicht ook wel een goed idee, behalve natuurlijk als je goed bent met brandnetels en dergelijke, want een touw zorgt er wel voor dat je snel dat stukje plastiek hebt opgespannen. Je moet vooral praktisch denken, wat vind ik niet makkelijk ter plaatse, of wat kan ik niet makkelijk zelf maken?

Een mes? We moeten oppassen wat we zeggen, maar op zeer korte termijn heb je dat misschien minder nodig dan je denkt (een mes zal weinig voor je doen als je in een storm terecht komt). Dit gezegd zijnde, in natte omstandigheden kan je géén vuur maken zonder mes. Klinkt vreemd, maar oefen vooral maar, je zal merken wat een bushcrafter hiermee bedoelt (hint: batoning).

Clichématige zaken als een vislijn hoeven voor ons niet. Ervan uitgaan dat we allemaal wel een kilootje teveel aan ons lijf hebben hangen kunnen we gerust wel dagen zonder. Dus vanaf dag twee op jacht gaan naar “much-needed-proteins” is een beetje zever. Je kan beter energie sparen en zorgen dat je rustig in de goeie richting stapt. Disclaimer: wij zijn weliswaar grote fans van het betere spek-rooster-werk, bij de koffie op basis van bronwater, terwijl we hout aan het splijten zijn, én een lepel uitsnijden 😉

Enfin, laat het gezond verstand primeren, en pin je zelf vooral niet vast op wat in zo’n “rambomes” steekt, want ver ga je daar zeker niet mee komen. Bushcraft is in eerste instantie buiten zijn, vaardigheden en eventuele hulpmiddelen komen pas op de tweede of derde plaats.

Bushcraft dus, oftwel de kunst van het buiten te zijn. Te leren, te ervaren. Tot rust te komen. Genieten van de natuur, van de wildernis in het Hoge Noorden of van dat stukje bos niet zo ver van je huis. Het is een mindset. Een voor de nieuwelingen een wereld van mogelijkheden die opengaan. De herfst is in het land, de bossen zijn mooier dan ooit, geen beter moment om samen bushcraft te ontdekken.